Last chance Texaco

Lekker even een dagje vrij, lekker lezen, hondje erbij. En uit, de autobiografie van Rickie Lee Jones (1954). Een bijzondere artiest, zo’n beetje one of a kind, zeker destijds. Ze schreef haar liedjes namelijk zelf, en dat kon je zelfs van Bonnie Raitt niet zeggen. Van die stem moet je houden, en dat doe ik.

Hebben we nog wat geleerd? Zeker, want heel veel wist ik er niet van. De scoops:

  • Ze had wat je zou kunnen noemen een moeilijke jeugd. Heel veel verhuizingen, weglopen, motels, dan weer bij moeder, dan weer bij vader, dan weer samen, dan weer bij een oom, door de hele VS. Veel scholen, gepest, ongelukkig, armoede, weer weglopen, gevangenis, liften, veel bank-crashen bij vreemden en dan maar hopen dat er geen sex voor nodig was. Of wel. San Francisco, Chicago, Kansas City, Olympia, Venice Beach, Mexico, Canada, een mens reist was af op tot je zeventiende. Het boek verhaalt veel over de respectievelijke ouders en grootouders, ook al geen feest.
  • Door ruim voor de opening van het concertterrein onder de tribune van een Jimi Hendrix concert te gaan liggen, woonde ze -gratis- een van zijn laatste concerten bij en vond dat niet van deze wereld. Na Pirates bezocht ze op de bonnefooi een concert van Van Morrison in Ierland, met een menswaardige vermelding voor Mark Isham en raar gedrag van Van zelf.
  • Toen haar werkloosheidsuitkering stopte bracht ene Ivan haar in 1978 in contact met Lowell George, aan wie ze het -onuitgebrachte- Easy Money liet horen. Lowell kwam een dag later langs met zijn recorder, nam het op en kwam een week later terug met zijn Thank’s I’ll eat it here instrumentatie (“I’m doing it kinda like Stagger Lee”). Ze had nog geen contracten met niemand.
  • Pas iets later tekende ze bij Warner Bros en waar ik een beeld had van Rickie Lee die weken met de creme de la creme in de studio schaafde, waren het gewoon Lenny Waronker en Russ Titelman die eind 1978 met de nummers aan de slag gingen en de plaat maakten, waar Rickie Lee haar eigen nummers mocht zingen. Ze kende de muzikanten niet echt, maar memoreert Steve Gadd, die opmerkte dat The last chance Texaco niet echt een constant tempo had, en Victor Feldman, die Coolsville in de gewenste vorm wist te krijgen.
  • 1978 was ook het jaar van Tom Waits’ Blue Valentine. Ze hadden een relatie totdat ze bekende regelmatig aan de heroine te zitten, waar Tom niet van gediend was. Ze redde wel de fotoshoot door Tom op zijn gemak te stellen en mocht er zelf ook op.
Tom Waits- achterzijde Blue Valentine

Het is tot zover een enerverend leven geweest, een kwestie van overleven mag je wel zeggen. Haar debuut-LP werd een ongekend succes, echt ongekend, en haar kostje was gekocht. Ze wil zichzelf niet herhalen en maakte allerlei andere platen, en concerten met orkest en dans, wat door fans niet altijd begrepen is. Dat boeit haar dan weer minder. Ik denk dat ze daarom maar een boek schreef.

Girl at her Volcano vind ik geweldig. Pirates ook. En die eerste (dat oranje van de hoes is gewoon golden hour in California). En The Magazine eigenlijk ook. Het boek gaat niet verder dan Flying Cowboys, die ze eigenlijk te mooi vindt. Wat verwacht je ook met Walter Becker als producer, verkeerde keus achteraf.

Die eerste LP associeer ik met mijn leraar Duits, Rolf Nieuwenhuis. Ik denk dat ik die daar op cassette opnam. En zo ook Another Passenger van Carly Simon en Mud slide slim van James Taylor, en we kregen Jackson Browne’s eerste (ook bekend als “Saturate before using”) van hem mee, die had-ie dubbel (door het samen gaan wonen?) of kon hij anderszins wel missen. Goeie vent.

Rolf Nieuwenhuis (r) (in 2003)