Om me heen zie ik voorzichtig steeds meer verschijnselen van wat ik het derde-generatie-denken noem. Bijvoorbeeld zo’n nieuwe postzegel, althans: hij is er waarschijnlijk al even maar de marginale hoeveelheid beplakte post die ik nog ontvang heeft er voor gezorgd dat het me niet eerder opviel. Deze keer wel, omdat het me terug deed denken aan mijn eigen postzegelverzameling, waarin een gehele pagina mooie rode postzegels van 1 cent; een broer had slim bedacht dat je voor 2 kwartjes een hele pagina vol postzegels kon kopen. Ongestempeld. De geest van dat tweede-generatie ontwerp vind je terug in de huidige zegel, met een groot verschil: je hoeft niet meer te rekenen hoeveel geld-en-dus-postzegels er op je brief moet, maar gewoon: 1. Dat is de volgende generatie. Als een schaker die weer een zet verder vooruit denkt.
Op een rijtje de generaties:
- je betaalt vooraf de werkelijke kosten bij inlevering van je poststuk
- er zijn zegels om de afgeronde variabele kosten vooraf zelf te kunnen voldoen
- er zijn zegels om de gemiddelde kosten per stuk vooraf te kunnen voldoen
Dit is een beweging van de technisch-noodzakelijke achterkant van het proces naar de functionele voorkant. Je hebt (bijna) geen tabelletje portokosten meer nodig: 1 brief = 1 postzegel. Dat daarbij door een klein rekenfoutje grote bedragen betrokken zijn is wel een aandachtspunt. Je moet erg goed weten wat je prijs moet worden. Ik veronderstel dat er bij de tweede-generatie oplossing veel vals geld werd verdiend met bijplakken: bij een tariefverhoging is €0,39 niet meer genoeg, dus plakten wij er gewoon twee op.
Het had wat mij betreft nog een klein stapje completer kunnen zijn: een zegel waar precies op staat waar het voor geschikt is: “1 brief tot 20 gram”. Zo pleit ik ook nog steeds voor dekbedovertrekken die verstrooid bedrukt zijn met hun afmeting: “180×200”, “90×200”; dat zou het leven een heel stuk aangenamer maken.